Schets van een Verdragsschool voor VWO
In zijn tweede NET-toespraak deelde onze voorzitter Ad Verbrugge ons mede dat de minister experimenteerscholen wil toestaan. Ik hoop dat hij daarbij zo veel vrijheid wil toestaan dat BON of een met BON samenwerkende organisatie “charter schools” (verdrags- of contract-scholen) mag oprichten. Dat zou tevens een einde maken aan de de facto onmogelijkheid om nieuwe niet- op godsdienst gebaseerde scholen op te richten.
In veel landen waar de regering ontevreden is over de prestaties van het reguliere onderwijs heeft men de mogelijkheid gecreeerd om Charter Schools te stichten, scholen die vanuit andere onderwijskundige uitgangspunten werken dan de reguliere scholen en vrijgesteld zijn van een groot aantal regels die voor het reguliere onderwijs gelden maar daarom wel moeten aantonen dat ze betere resultaten bereiken dan de reguliere scholen.
Hieronder volgt een schets van een Charter School voor Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs die volgens de uitgangspunten van BON werkt. Wij nemen daarbij als uitgangspunt dat de overheid per leerling voor het traject einde basisschool-eindexamen even veel per leerling subsidieert als in het reguliere onderwijs het geval is.
Een uitgangspunt van BON is dat de verantwoordelijkheid voor het onderwijs bij de leraren moet liggen en de leraar grotendeels zelf mag bepalen hoe hij lesgeeft Vanwege de grotere verantwoordelijkheid van de leraar en de intelligentie en gewenste instelling van de leerlingen is het wenselijk dat zowel in de bovenbouw als in de onderbouw het onderwijs gegeven wordt door akademisch gevormde eerstegraads docenten.
Hier doet zich bij het ontwerpen van de school een dilemma voor. Onderbouw VWO is tweedegraadssectoreen en het bedrag dat per VWO-leerling gesubsidieerd wordt is daarop gebaseerd. Als wij het uitgangspunt van (niveau van) eerstegraads docenten in de onderbouw willen handhaven kan financieel overleven voor de verdragsschool precair worden.
Als beste oplossing van dat problem zie ik het tweejarig maken van de onderbouw. Dat lijkt om de volgende redenen haalbaar:
1.In de periode dat de basisvorming verplicht was is het niveau ervan aanzienlijk gedaald.
2.Herinvoering van een toelatingsexamen gebaseerd op inzicht en vaardigheid in rekenen en taal- en redekundig ontleden geeft de leerlingen in de onderbouw een betere start. De voorbereiding op dat examen dient door de verdragsschool te geschieden
3.Herinvoering van een toelatingsexamen gebaseerd op inzicht en vaardigheid in rekenen en taal- en redekundig ontleden maakt een schifting op grond van ijver en intelligntie mogelijk. Het gaat hierbij uitdrukkelijk niet om het opsporen van de meest bekwame leerlingen maar om het plaatsen van een drempel van vooraf vastgestelde hoogte. Elke leerling die over die drempel heenkomt is waarschijnlijk in staat om VWO-onderwijs te voltooien en is daarom toelaatbaar. De leraar heeft bij zijn onderricht het voordeel dat hij kan werken met een hom*ogene groep van geschikte leerlingen. Hier worden niet de krenten uit de pap gepikt want dat zou de verdragsschool bevoordelen en tot een oneerlijke vergelijking met het reguliere onderwijs leiden.
4.Leerlingen moeten wegens wangedrag of luiheid van school verwijderd kunnen worden. Omdat de leerkingen een toelatinsexamen hebben gedaan is de kans dat een leerling wegens onderpresteren of wangedrag van school verwijderd moet worden gering. Voor de school is het dan aanvaardbaar dat zij geen subsidie krijgt voor leerlingen die moeten afhaken.
Het toelatinsexamen is ook in overeenstemming met de programmatisch te stellen eisen. Leerlingen die dat wensen moeten vanaf de eerste klas echte wiskunde (met definities en bewijzeen) kunnen volgen. Rekenen hebben ze immers al onder de knie. Talen mogen en kunnen weer op basis van Grammatika onderwezen worden. Het beheersen van zinsontleding vergemakkelijkt dat.
De wens tot objectieve bepaling van het leerrendement contrasteert met de gewenste vrijheid aan de leraar om op zijn manier les te geven. Het is echter nodig dat een verdragsschool haar prestaties onweerlegbaar aantoont. Het is daarom de bedoeling dat de leerlingen na 2 jaar onderbouw een extern gemaakt en gecorrigeerd examen maken om aan te tonen dat ze toelaatbaar zijn tot de bovenbouw VWO, met inbegrip van de bovenbouw van een rguliere VWO-stroom in een scholengemeenschap. Een verdragsschool kan zo voor haar onderbouw aantonen dat zij de overheidssubsidie waard is.
Leraren zullen hun leerlingen in de Charter School zeker blijven beoordelen maar deze beoordelingen moeten los staan van de toelatingsexamens voor de bovenbouw en de eindexamens waarmee de bovenbouw afgesloten wordt. Laatstgenoemde examens moeten daarom vervangen worden door staatsexamens. Schoolproefwerken dienen om te meten of de leerstof met voldoende resultaat overgebracht is. Het gaat daarbij om diagnostische toetsen Het loskoppelen van door de leraar uitevoerde resultaatmeteingen met die welke betrekking hebben op een door de staat erkend diploma is niet allen om de overheid de mogelijkheid te bieden betrouwbaar resultaten te meten maar ook eenprincipiele keuze. Leerlingen en leraren zijn samen op weg naar het examen dat tevens als een examen voor de leraar geldt.
Leraren krijgen voor een leervak van de school een onderwijsmandaat voor een bepaalde periode. Ze werken in feite als een free-lancer die voor een bepaald bedrag een bepaalde opdracht moet uitvoeren. Onder een onderwijsmandaat wordt b.v. verstaan: Zorg dat 95% van de leerlingen van de jaargang 2008 na 2 jaar een voldoende scoren voor het onderdeel natuurkunde van toelatingsexamen voor de bovenbouw VWO of: Zorg ervoor dat 90% van de jaargang 2010 bovenbouw op het staatsexamen slaagt voor het vak Frans uit hun paket. De leeropdrachten eindigen bij deze voorbeelden dan in de zomervakanties van resp. 2010 en 2013.
Hier liggen ook mogelijkheden voor lerarenmaatschappen. En verdragsschool huurt een leraar voor een bepaalde klus in zoals bij voorbeeld een bedrijf een advocaat kan inhuren bij een advocatenmaatschap. Ook zou een school een lerarenmaatschap een uitgebreid onderwijsmandaat kunnen toevertrouwen.
In de USA en enkele andere landen hebben de regeringen geprobeerd het niveau van het onderwijs te verhogen door Charter Schools toe te staan. Moge dat in Nederland ook het geval zijn.
OPMERKINGEN:
1. In de hier geschetste school is de verantwoordelijkheid van de docenten gemaximaliseerd en geschiedt de beoordeling van hen maximaal aan de hand van meetbare, objectieve en ter zake doende resultaten.
2. Dat leerlingen bij de overgang van lagere school naar VWO konden rekenen en zinsontleden was voor de Mammoetwet heel normaal. Om dat te kunnen vaststellen deden zij toelatingsexamen.
3. Het idée van vakkenintegratie is hiermee van de baan. Wiskunde wordt weer wiskunde en kan weer als steunvak voor natuur- en scheikunde fungeren.Deze worden dan minder verbaal en formeler. De manier waarop wiskunde gegeven wordt is toepassingsneutraal maar voorbeelden van toepassingen buiten schoolvakken kunnen wel gegeven worden.
4. In het bovenbeschreven onderwijsconcept wordt volledig gebroken met de opvatting uit de basisvorming dat leerlingen met verschillende potenties zo lang mogelijk bij elkaar moeten worden gehouden. Het bij mij achterliggende concept van de school is dat alle leerlingen op het niveau van hun kunnen hard moeten werken om hun talenten te ontwikkelen. De aanhangers van dit concept hopen op andere oplossingen voor laatbloeiers.
5. HET ACCENT OP SLAGINGSPERCENTAGES EN MEETBARE RESULTATEN LEGT HELAAS EEN LEERVAKBEVLOGEN LERAAR BEPERKINGEN OP. DAT IS JAMMER MAAR EEN NOODZAKELIJKHEID OM DE PRESTATIES VAN DOCENTEN OP OBJECTIEVE WIJZE TE KUNNEN METEN. MEETBARE RESULTATEN MOETEN ALTIJD DE KERN VAN EEN BEOORDELING VAN EEN LERAAR WORDEN
6. De Duitstalige Wikipedia vertaalt “charter school” met “Vertragsschule”. Voor een vertaling in het Nederlands heb ik aan “contractschool” gedacht. “contraheren” vind ik echter niet het belangrijkste aspect van een overeenkomst.